Transnistrië bij daglicht

Fietsen in de oude Sovjetwereld

Eigen werk

Even denk ik dat Victor de starre dame over het bureau heen gaat trekken, maar gelukkig kalmeert de oude Kozak. We staan samen in een stoffig politiekamertje in Transnistrië om mij te registreren bij de lokale politie, een sovjetreliek waar nog heerlijk aan vast wordt gehouden in deze archaïsche papierwereld met bakelieten telefoons en groen-zwarte beeldschermen. De beambte vind dat ik niet de juiste papieren heb gekregen bij de grens en wil ons niet verder helpen. Gelukkig weet Victor de stugge vrouw toch te overtuigen, en na een paar flinke stemverheffingen over en weer ben ik blij als we dit donkere politiegebouw verlaten en weer veilig buiten staan onder het standbeeld van Lenin.

Ik werd vanochtend wakker in Transnistrië, en met knikkende knieën na een slopende tocht van 150 kilometer ben ik met Victor op pad gegaan voor de verplichte politieregistratie en een kijkje in het dagelijks leven van het meest onwaarschijnlijke stukje land van Europa. We wisselen mijn Moldavische lei in voor Transnistrische roebels. De biljetten met een heldhaftige Russische generaal, een drankfabriek en een oorlogsmonument zijn buiten dit landje volstrekt waardeloos en nergens inwisselbaar. Met moeite volg ik het gebroken Engels en het hoge tempo van mijn haastige gastheer Victor terwijl we langs het Leninplein, de eeuwige Sovjetstraat en de Overwinningsboulevard lopen. Hij vertelt over de nieuwe koers die het lang vaart, en dat ik me geen zorgen moet maken over de politie. Als me iets overkomt, dan belt hij gewoon de president.

Het straatbeeld in Tiraspol is niet zo spannend als veel mensen zich voorstellen. Transnistrië trekt voornamelijk toeristen die dringend op zoek zijn naar sovjetrelieken, oude tanks en standbeelden van Lenin. In Transnistrië vindt je die, maar wat je er ook vindt zijn doodnormale telefoonwinkels, dierenwinkels en terrasjes. Op deze warme zomerdag lijkt het hier allemaal niet zo heftig. Mensen doen hun boodschappen, staan te wachten bij de bushalte en ouderen zitten op bankjes in het park. Het is dan misschien wel het heldhaftige Overwinningspark met grote triomfboog, maar ik geloof niet dat de bankzitters daar nou zo mee bezig zijn. Uiteindelijk is het gewoon een bankje in een gewoon park in een vrij gewone stad, waar net zoals in de rest van Europa mensen komen om te ontsnappen aan de hitte en het verkeer.

We lunchen in de achtertuin van de zus van Victor, met wie hij een moeizame band onderhoudt. ‘Ze begrijpt me niet’, zegt de oudere vrijbuiter die jarenlang in Canada woonde en volzit met wilde plannen. ‘Ze denkt alleen maar aan geld en zekerheid in het leven en durft nooit eens iets geks te doen.’ Toch worden we allerhartelijkst ontvangen, en staat de tafel in no time vol met druiven, tomaten en meloen uit eigen tuin. Omdat Transnistrië relatief veel moet importeren, verbouwen mensen in eigen tuin groenten, fruit en vooral druiven, want Transnistrië ligt op de juiste breedtegraad voor wijnbouw. Tijdens de lunch worden we echt bediend door de zus, een goed voorbeeld van de traditionele verhoudingen in dit deel van Europa. De mannen zitten aan tafel met de gast en de vrouw verzorgt het eten. Ik word dan ook vreemd aangekeken als ik beleefd aanbied om te helpen met opruimen, in plaats daarvan schenkt ze die gekke Hollander nog maar eens bij.
Terug op straat is onze volgende missie een bezoek aan een laboratorium, waar Victor paddenstoelensporen koopt voor zijn kwekerij in eigen kelder. Het is een wonderlijk lab, dat zijn hoogtijdagen duidelijk lang achter zich heeft gelaten. Op het complex zien we vooral lege bijgebouwtjes, woekerende tuinen en oude plakkaten uit de sovjettijd met grote emblemen en afbeeldingen van partijbonzen. In de donkere gangen sjokt af en toe een oude laborant voorbij in een lange, witte jas, maar verder gebeurt hier niks. Onder een trap ligt een verzameling oude glazen potten met dikke stoflaag te wachten op betere tijden, en wij mogen ook wachten. Dan verschijnt er een stevige dame in de lege gang met twee grote, glazen potten in haar hand. Victor overhandigt haar zijn Roebels en we gaan snel op weg naar huis voor de zomerhitte de gevoelige sporen bederft.

Terug in Chiţcani brengen we snel de paddenstoelen in veiligheid en besteden we mijn laatste roebels het dorpswinkeltje aan een grote plastic fles Transnistrisch bier. In zijn rommelige huisje praten we over de geschiedenis van Victors volk, de Kozakken, en hij is prettig verrast dat we het over zijn held Taras Boeljba kunnen hebben. ‘Mensen hier lezen niet, en weten amper waar ze vandaan komen, een nare erfenis van het communisme.’ 

De volgende morgen is het tijd om het land te verlaten. Victor wil me eigenlijk als experiment via een illegale weg het land uit krijgen zodat ik later weer terug kan komen, maar ik besluit richting Odessa te fietsen en neem een bestaande route. Fietsend over de hobbelweg bedenk ik me wel dat dit niet de hoofdweg is waar ik op de heenweg langskwam, dus vraag ik me af wat ik aan de grens kan verwachten. De grens komt in zicht, een slagboom met een houten hokje met in de schaduw een paar douaniers met megapetten. Ik fiets er bedachtzaam op af en groet de beambten vriendelijk terwijl die alle drie in de benen komen om deze vreemde verschijning bij de uitgestorven plattelandsgrensovegang te komen bewonderen. Zodra het duidelijk wordt dat ik buitenlander ben, wordt het duidelijk dat het niet helemaal de bedoeling is dat ik hier ben. Ik hoor via de hoofdovergang te gaan, 25 kilometer terug. Omdat de zon al flink staat te gloeien en ik geen zin heb om de in mijn ogen onzinnige omweg te maken, begin in mijn offensief. Ik speel deels de idioot die niet begrijpt wat er aan de hand is, probeer in een paar woordjes Russisch over familie en het goede leven bevriend te worden met de grootste pet. Dit lukt redelijk, en uiteindelijk belt hij met zijn meerdere in Tiraspol. Ze wisselen een paar korte zinnen uit en ineens krijg ik de telefoon in handen gedrukt. In het Engels krijg ik te horen dat deze grens alleen voor locals is, maar dat ik voor 20 euro wel door mag rijden. ‘Ik praat wel met uw collega, bedankt’, reageer ik en gooi de hoorn op de haak, absoluut niet van plan om dit te gaan betalen. Ik bluf tegen de douanier dat het goed zit, maar besef me goed dat hij iets verwacht. Ik begin maar weer over zijn familie en over hoe fijn ik het had in Transnistrië en blijf dan maar gewoon staan in afwachting van wat er gaat gebeuren. Hij kijkt me vragend aan, ik speel weer de idioot en haal een paar verkreukelde Moldavische Lei uit mijn broekzak die samen net twee euro waard zijn en maak hem duidelijk dat ik denk dat dit is om de kosten te dekken voor het ongemak om mij door te laten. Met een zucht staat de douanier op, kijkt me met een lichte grijns aan en loopt naar de koelkast, schenkt een koud glas sinaasappelsap voor me in en geeft me mijn paspoort terug. Gewonnen.