De race door Turkmenistan op de fiets

Eigen werk

Ik word wakker met een scherpe pijn in mijn hoofd en een mond zo droog als de dorre woestijn waardoor ik omringd ben. Aan het hoopje naast me te zien is reisgenoot Laurens er niet veel beter aan toe. Wat doet hij in mijn tent eigenlijk? De rits van de tent staat half open, en alles is bedekt met een dun laagje zand. Waar waren we ook al weer? Het is een absurde week geweest, een race tegen de tijd en een sprint vanuit Iran door Turkmenistan naar Oezbekistan. En we hebben het legendarisch aangepakt.

Turkmenistan is een van de Centraal-Aziatische landen die sinds de onafhankelijkheid van de Sovjets bestuurd wordt door een zogenaamde grote leider. Eerst uiteraard door de communistische opperman die democratie vertaalde naar een eenpartijstelsel met hemzelf als enige kandidaat. Saparmurat Niazov hernoemde zichzelf Turkmenbashi, vader van alle Turkmenen, hing overal een portret van zichzelf op en verbood onder andere roken op straat en het dragen van een baard. Met de gasdollars die het land binnen rollen, weet het land zich staande te houden en is het een succesvol afgesloten deel van Azië. Dat wordt stevig benadrukt door de stempel in mijn paspoort. Vijf dagen heb ik gekregen om dit land door te fietsen over 550 kilometer hobbelweg door de woestijn.

Dag 1


Na twee stevige dagen fietsen vanuit de Noord-Iraanse stad Mashhad naar de grens met Turkmenistan staan medefietser Laurens en ik vroeg op, nemen een laatste Iraans krachtontbijt en haasten ons naar de grens die al bijna open gaat. Aan de Turkmeense kant worden we nors ontvangen door een jonge soldaat met bontmuts en Kalasjnikov, die ons uiteraard niet zonder slag of stoot laat gaan. Eerst loopt de douanier ijskoud weg als wij voor het stempelhokje staan; lunchpauze om negen uur ’s ochtends. Anderhalf uur later blijkt dat het hoopje schroot waar we moedeloos tegenaan zitten een röntgenapparaat is, en alle bagage moet erdoor. Een dik uur later staat de machine eindelijk aan. Niemand kijkt naar het scherm en de pokdalige dienstplichtigen staan er een beetje puberaal bij te lachen. Als onze papieren dan eindelijk in orde zijn en we entree hebben betaald, mogen we vier uur later dan eindelijk verder. De dag is al halverwege en we hebben haast. Nog 100 uur voordat de grens aan de andere kant dicht gaat en 550 kilometer woestijn voor de boeg. Maar we hebben een missie.

Drie maanden lang heb ik geen druppel bier gedronken in Iran, en het idee dat dit hier weer mag, is een eigen leven gaan leiden de afgelopen dagen. We moeten en zullen een biertje gaan drinken. In de eerste aftandse keet schuiven we aan bij Iraanse truckers die er waarschijnlijk net zo over denken. We vergrijpen ons lustig aan het enige bier dat er is; zwaar Russisch bruinbier dat inslaat als een bom. We eten en drinken nog wat met de Iraniërs die ons uitnodigen voor een gezamenlijke maaltijd tussen de vrachtwagens en tegen de tijd dat we weer in het zadel klimmen is onze energie weg en het grootste deel van de dag verloren. Om ons verlies goed te maken, komen we op het lumineuze idee om aan langsrijdende vrachtwagens te hangen die over de kuilenweg denderen. Het gaat veel te hard en de weg is veel te slecht, maar we schieten lekker op. Dan besluiten we dat dit misschien toch niet heel verstandig is en peddelen we met de wind in de rug nog een paar uur door in het donker tot we het zat zijn en ons kamp opzetten in de woestijn vlak buiten het dorpje met de prachtige naam Tedzhendroj 1-j. We zijn beland in een van de meest onwaarschijnlijke landen van deze reis.

Dag 2


De goede wind van de vorige dag is volledig gedraaid en we ploeteren met maximaal tien kilometer per uur tegen een sterke tegenwind in. Op zo’n manier halen we het nooit, we hebben nog maar 80 uur en zijn nog geen steek verder. Als we het niet op tijd redden naar de grens worden we vastgezet, gedeporteerd op eigen kosten en enorm beboet. Dat gaat ons niet overkomen! Na een paar uur afzien vinden we gelukkig een afslag die ons via kleine weggetjes de goede richting in stuurt. Dat schiet beter op. Van de hoofdroute af komen we door leuke dorpjes en zien we dat er waarachtig wat groeit in dit woestijnland. De mensen die we zien zwaaien vrolijk en lijken qua uiterlijk een mix tussen Aziatisch ogende Turken en Russen met wat Perzische tintjes. Graag was ik even blijven plakken om in rust door de velden en langs de boerderijen te wandelen, maar helaas. We fietsen door tot het donker is en we in de verte rookpluimen omhoog zien kringelen. Het blijkt een Turkmeense openluchtkeuken te zijn, het moderne equivalent van de aloude karavanserais langs de zijderoute. Net als Marco Polo zo’n 730 jaar geleden schuiven we aan voor een eerste kennismaking met de keuken van Centraal-Azië die hier bestaat uit hompen taai brood en schapenvlees. Onder toeziend oog van een Turkmeense familie eten we schapenvlees uit kommetjes en krijgen we vers brood uit de steenoven. Ik vind het een mooie gedachte dat het leven langs de weg relatief weinig veranderd is sinds de gloriedagen van de zijderoute, behalve dat de lange karavanen plaats hebben gemaakt voor grommende vrachtwagens. Na het eten fietsen we nog even verder door de duisternis en kamperen in het woestijnzand met een vuurtje onder een prachtige sterrenhemel. Door de straffe wind zijn we niet meer dan 80 kilometer verder gekomen en staan we morgen op met nog 415 kilometer voor de boeg in 55 uur tijd.

Dag 3


Vandaag wordt een betere dag. We staan bijtijds op en fietsen richting onze eerste Turkmeense stad, Mary. We bereiken de stad tegen het eind van de morgen, en omdat we er toch doorheen moeten, kijken we onze ogen uit. Enerzijds voelt de stad als een oase van beschaving na twee dagen in de woestijn. Het eerste stoplicht, een grote moskee en enorme overheidsgebouwen met een print van de grote leider. Door die marmeren pracht en praal naast de verpauperde Sovjetflats is de stad een wat absurde mix van eenvoud en megalomanie. In ons vuile reizigerskloffie eten we snel wat op een van de verlaten pleinen en pakken dan de goede wind weer op voor de volgende etappe. Als we de stad uitrijden, zien we veel vrouwen aan het werk met hun kleurrijke jurken en hoofddoeken. Het zijn ogenschijnlijk trotse vrouwen, en na drie maanden Iran is het een plezier te zien dat vrouwen weer meedoen in het publieke leven. Aan het eind van de dag hebben we zo’n 100 kilometer gefietst, maar we moeten door. In het stikdonker fietsen we tot we echt niet meer kunnen. Uitgeteld en hongerig stoppen we middenin de woestijn, zetten ons kamp op en staren levenloos in het kampvuur terwijl we ons prutje op eten.

Dag 4


We hebben het geforceerd gisteren en hebben bijna 150 kilometer gefietst. Dat voelen we. Laurens wordt wat koortsig wakker, en zelf heb ik ook weinig energie. Dit is het gebied waar Marco Polo over schreef dat mensen verdwaalden in de woestijn en waanbeelden kregen. Gelukkig doorkruisen we de woestijn in de winter en volgen we de lange weg de leegte in. Er staat een sterke zijwind en het terrein wordt heuvelachtig. We komen langzaam vooruit en om de heuveltop te bereiken beloven we onszelf telkens een Turkmeens bruiloftsfeest aan de andere kant. Onze fata morgana wordt helaas elke keer verbrijzeld met het zicht op een nieuwe heuvel en een heleboel leegte. Aan het eind van een zware dag vinden we een restaurantje, waar we thee drinken, wat eten en van de eigenaar een groot glas wodka krijgen. We vallen vrijwel meteen in slaap in de kussens. Twee uur later worden we wakker, enigszins frisser en ontspannen. Rustig fietsen we nog een eind het donker in en stappen niet te laat af. Als ik mijn kaart mag geloven hebben we morgen nog de hele dag om de 80 kilometer naar de grens te overbruggen. We gaan het redden!

Dag 5


In triomfantelijke stemming zetten we koers richting Türkmenabat, de laatste stad voor de grens met Oezbekistan. We voelen ons een stuk beter en hebben tijd om de stad wat te verkennen. Aan het eind van de ochtend stoppen we bij een openluchtbazaar, waar we direct omringd worden door zo’n twintig Turkmenen. Ze zijn hier uiteraard niet gewend aan toeristen dus de bazari’s zijn reuze nieuwsgierig naar die twee fietsende vreemdelingen. Wij zijn allang blij dat we even een momentje kunnen pakken om mensen te ontmoeten en een kijkje te nemen in het gewone leven hier. Onze aanwezigheid is nogal een gebeurtenis, en we voelen ons op een gegeven moment net twee aapjes in de dierentuin, vooral als we van een van de koopmannen een handje nootjes aangereikt krijgen. Wanneer er voorstellen beginnen te komen om te trouwen met de dochters van de bazaar vinden we het hoog tijd om door te fietsen. We zwaaien vrolijk en rijden de brede boulevard van het centrum op, zoekend naar iets te eten. Maar helaas. Turkmeense stadscentra zijn er niet om van te genieten, laat staan dat er voor een normale sterveling iets te doen is. Langs de boulevard staan alleen maar gigantische witte paleizen, overheidsgebouwen en een groot sportcomplex. Er is amper verkeer en het is maar een dode boel. Snel terug naar de gewone mensen. Lukraak slaan we een zijstraatje in, en voor we het weten staan we weer tussen de communistische flatgebouwen, waar we uitgenodigd worden om wat te komen eten in een bakkerijtje. Ook hier loopt de hele buurt weer uit, en we mogen op de foto met de lokale drinkebroer in zijn legertenue, met tienermoeder Jennifer Lopez in trainingspak en met de meisjes van de bakkerij.

We vinden het erg gezellig met de mensen hier, en in een combinatie van Russisch en Turks komen we een heel eind in de communicatie. Maar het is tijd om te gaan. Van onze laatste Turkmeense manats kopen we wat cakejes en een fles bier om onze overwinning alvast te vieren. Het is nog maar veertig kilometer naar de grens dus we kunnen het rustig aan doen en drinken buiten de stad ons biertje. Ook nu vliegt de tijd weer, en als ik op mijn klokje kijk, schrik ik me rot. Het is al 15.00, en de grens gaat al om 18.00 dicht! Terug op de weg blijkt dat deze niet de beloofde richting uit gaat, maar in onbegrijpelijke bochten door de velden slingert. Tot op het laatst realiseren we ons niet dat de kaart er gewoon helemaal naast zit. Het is 17.40 als we bij de rivier aankomen die de grens zou moeten zijn. Maar de weg buigt weer af de leegte in, en de grenspost is nergens te bekennen. Tot overmaat van ramp verliest Laurens zijn linkerpedaal en komt hij niet snel vooruit. We besluiten dat het verstandig is dat ik zo snel ik kan naar de grens ga om ons proberen er doorheen te loodsen. In volle sprint ga ik er vandoor, want als we het niet halen, hebben we echt een serieus probleem. Ik race me de longen uit het lijf, zoef langs geparkeerde vrachtwagens die me driftig de goede richting in wijzen. Om 18.55 sta ik hijgend bij de grens, waar de wachters me verbaasd aankijken. Laurens komt drie minuten later aan, en zodra we de slagboom door zijn, wordt deze resoluut achter ons gesloten. Dat was op het nippertje, maar we hebben het gered. We komen rustig op adem lachen om onze stommiteit en ons geluk.

Bij de Oezbeekse grens gaat alles vrij snel; de beambten willen naar huis. Euforisch fietsen we onze eerste meters naar een restaurantje, waar we de overwinning willen vieren. We krijgen een goedgevulde kom soep voorgeschoteld met veel brood en wodka, want dat hoort erbij in Centraal-Azië. Het wordt een mooie avond die eindigt in een dans rond het kampvuur aan een riviertje. Maar na de zware beproeving van de afgelopen dagen valt de wodka wat zwaar. Zo vinden we onszelf de volgende morgen bedekt in een laag zand met een hoofd als een aambeeld, even onzeker waar we nu precies zijn. Turkmenistan was een unieke ervaring en een mooie uitdaging. Nu is het tijd voor een glas water en onze eerste voorzichtige kilometers in Oezbekistan.