Plovdag

Eigen werk

Het warme lichtje van de olielamp flakkert over schaaltjes Russisch snoepgoed, pinda’s en koekjes. De geur doet me denken aan warme kampeeravonden vroeger met mijn ouders. Mijn ogen volgen de dikke rook die traag opstijgt naar het houten plafond. Ik ben ver van huis in een Oezbeeks bergdorpje, maar ik voel me hier thuis.

Een uur geleden zat ik nog op de fiets, tot een oude Oezbeek me staande hield en mij meedeelde dat ik bij hem te gast was. Zodoende volgde ik hem over een modderpad, een krakend hekje langs en door een aardappelschuur naar een kamer met tapijten op de grond en aan de muur. Met een kom thee aan een tafeltje vol zoetigheid wordt ik op waarde getest.

‘Heb je kinderen?’ ‘

‘Nee.’

‘Een vrouw dan?’

‘Nee.’

‘Een huis?’

‘Nee.’

‘Maar wel een auto toch?’

‘Ook niet’, moet ik bekennen.

Dit zijn de zaken die tellen hier, en ik ben hopeloos gezakt. Dat ik ook geen moslim ben, had hij al geraden. Hij wel, maar toch weet hij niet hoe snel hij zijn kleinzoon naar de winkel moet sturen voor een fles wodka van een euro.

Het blijkt dat we in het huis van zoon Sandzjar zitten, die werkt als metselaar in Rusland. Deze is nu voor drie maanden thuis, maar gaat straks weer voor negen maanden weg. Het zijn traditionele mensen, en vrouwlief Moezjiba is dan ook vooral bezig met het zorgen voor het eten voor de mannen, zonder er zelf bij te komen zitten. Toch zie je aan kleine aanrakingen, lachjes en oogcontact dat de twee erg blij zijn elkaar te zien. Bij het flakkerende olielampje zitten we op de grond. Het is er koud, en we zitten met onze jas aan. Na een paar kommetjes wodka zwalkt opa weg en mogen de kinderen de kamer in. Sultanbeg, Djorbek en Demirbek schuifelen verlegen naar binnen, maar zodra ze erachter komen dat ik geen Oezbeeks spreek, slaan ze driftig aan het onderwijzen. Rond 21.00 is het bedtijd. Dunne matrasjes met zware katoenen dekens worden uitgerold in de koude kamer. Ik slaap tussen de kinderen, die met hun muts op van onder de dekens nieuwsgierig kijken hoe hun nieuwe gast in slaap valt.

Als de luie rook van een sigaar ontsnappen de walmen van de houtvuurkachel in de vroege morgen naar buiten. De dag begint vroeg op het platteland, en de thee staat al op als ik wakker word. Via de aardappelschuur en het modderpad loop ik langs de boerderij naar het houten buitentoilet. Ik rek me uit en geniet van de frisse lucht en het weidse uitzicht. Om me heen zie ik prachtige groene velden waar jongens met hun schapen lopen, bergen in dikke nevels met sneeuwpieken erboven. Nooit gedacht dat Oezbekistan zo groen zou zijn. Na het ontbijt gaan we naar de familie, want nichtje Aziza is vandaag negen geworden. Bij binnenkomst staat ze te stralen in haar witte prinsessenjurk, omgeven door familie. Op zich geen uitzondering, want de hele familie woont in dezelfde straat in grote huizen die geschikt zijn voor forse gezinsuitbreiding.

Eigenlijk is vrijdag de dag om het Oezbeekse rijstgerecht plov te eten, en volgens de traditie ook seksdag, maar voor de verjaardag gaat de routine om. Ik weet niet of dat voor beiden geldt, maar tradities tellen in Oezbekistan. Aziza’s vader komt dan ook uit een gezin van twintig en zijn moeder kreeg er een medaille voor van de Sovjetregering. Hoewel de Russen goed hun best hebben gedaan om de islam te ontwortelen in de Centraal-Aziatische republieken, is de traditie dat de man werkt en de vrouw thuis zit nog redelijk overeind gebleven op het platteland. De plov word dus opgediend door de dames die de hele morgen druk in de weer zijn geweest rond de houtvuurkachel in de tuin. In het Oezbeeks, Russisch, en Tadzjieks word ik aangespoord om vooral nog een schep uit de dampende hoop te nemen.

Na het eten gaan de mannen naar buiten voor hun dosis nicotine. Maar in plaats van sigaretten gebruiken ze naswar; een mix van gedroogde tabak, gebluste kalk, boomschors en smaakmakers. De mannen plukken de groene drab uit plastic zakjes en leggen het onder hun tong, wat de communicatie niet ten goede komt. Omdat ik ze simpelweg niet meer versta, loop ik met niet-roker Jalol een rondje om het blok familiehuizen. Allemaal gebouwd door opa met turquoise houtwerk, sierlijke kozijnen, grote stallen en binnentuin waar abrikozen en granaatappels groeien. We hebben het over de economische situatie in het land. In elke familie werkt een van de zonen in Rusland vanwege de hoge salarissen. Hij begrijpt het niet en vertelt dat veel mannen jarenlang van huis zijn en hun kinderen niet op zien groeien. ‘Ze gaan voor het grote geld, maar wat krijgen ze ervoor terug?’, vraagt hij zich af. Jalol blijft liever thuis in de nabijheid van zijn familie, ook al is het een onzekere toekomst. Zijn familie is een duidelijk voorbeeld van de tweedeling in een traditionele maatschappij als de Oezbeekse. Alles voor de familie, maar vaak ver van huis.

Dan stap ik weer op de fiets. Met volle maag en uitgezwaaid door de hele familie trek ik de bergen in. Morgen is het plovdag en ik ben benieuwd waar ik nu weer ga belanden.