In de kappersstoel

Eigen werk

Misprijzend aanschouwt Ehsan mijn ongeschoren gelaat boven het groezelige reizigerskloffie dat ik draag. Voor de ijdele Iraniërs is het ondenkbaar dat ik weinig belangstelling heb om daar iets aan te doen. Maar we komen toch echt voor mijn vriend Ali die geknipt wil worden. De ramen van de kapperszaak zijn beslagen en het staat helemaal vol.  Het lijkt erop dat we lang moeten wachten, maar wringen ons toch naar binnen in het zaakje van zo’n tien vierkante meter.

Er wordt snel plaats gemaakt voor de nieuwe gasten omdat alle samengepropte mensen vrienden van kapper Ehsan blijken te zijn die hier gewoon gezellig rondhangen. Ali is dan ook zo aan de beurt. De jongens zijn erg benieuwd naar Nederland, en na het rondje voetbalvragen vraagt Ehsan me hoe kappers in Nederland zijn. Ik vertel dat je in Nederland heel veel verschillende soorten kappers hebt; goedkope kappers, dure kappers, Turkse kappers, Chinese kappers, no-nonsense kappers, kappers die gespecialiseerd zijn in een bepaalde stijl, hippe kappers met dj, klassieke kappers, enorm chique kappers en dorpskappers.

‘Maar wat is dan echt het verschil?’ Ik vertel hem dat er meestal muziek aanstaat; vaak mainstream radiozenders, maar soms ook keiharde muziek waardoor je elkaar amper verstaat. Het kan alle kanten op, afhankelijk van de stijl van de kapsalon en de doelgroep, leg ik uit. Naast muziekkeuze zijn Nederlandse kapperszaken over het algemeen een stuk groter dan die van hun Iraanse collega’s. Hier is de gemiddelde kapper vaak formaatje badkamer, met een of twee stoeltjes.

Buiten trekt een islamitische rouwprocessie voor de geliefde Shi’itische imam Hoessein stapsgewijs door de straten, begeleid door enorme Japanse drums. De jongens lijken weinig onder de indruk. Ik kijk vragend rond als de stoet jammerende mannen passeert. Interesseert het ze dan niks? Ehsan kijkt even grijnzend naar me om. Het is duidelijk dat hij weinig opheeft met wat er buiten plaatsvindt. ‘De jongeren hebben hun geloof in de islam verloren door de fanatieke regering’, legt Ali uit. ‘Daarbij, deze mensen buiten doen maar alsof’, schampert hij. ‘Kijk ze rouwen om hun verloren imam die meer dan duizend jaar geleden sneuvelde in een veldslag’, zegt hij wijzend op de innig jammerende menigte. ‘Zodra ze zich omdraaien is er niks aan de hand. Het is allemaal theater, daar doe ik niet aan mee.’

Terwijl Ali’s kapsel nog in de stijgers staat en Ehsan behendig door de dikke zwarte bos haar heen werkt, gaat zijn telefoon. Zonder vaart te minderen met zijn schaar neemt hij rustig de telefoon op en wisselt op luide toon woorden met de beller. Met een mobieltje in de ene en de vlijmscherpe schaar in de andere hand, werkt hij ongestoord verder. Dan gaat het schort af en we kunnen gaan. Denk ik. Blijkbaar moet het belangrijkste moment nog komen; de styling. Iraanse jongens zijn enorm ijdel, zeker vergeleken met hun Nederlandse leeftijdsgenoten, en Ali gaat nergens heen voordat elk plukje haar perfect zit. Ik amuseer me kostelijk en kijk toe hoe met kam en föhn Ali’s kapsel langzaam opstijgt en begint te lijken op dat van de modellen op de posters aan de muur. Ehsan besteed meer tijd aan het stylen dan aan het knippen, maar dan heb je ook wat. Ik ben misschien gewoon te praktisch voor dit soort dingen, denk ik dan. In Nederland heb je ook ijdele mannen. In Iran is het alleen meer de norm.

Dan staan we weer buiten en denk ik nog even na over de verschillen tussen kappers van hier en thuis. Ik bedenk dat je in Iran vast ook ouderwetse kappers, chique kappers en goedkope kappers hebt. Maar dan, alsof ik de roze olifant in de kamer over het hoofd heb gezien, realiseer ik het me. In een Iraanse kapperszaak is geen vrouw te bekennen. Het is een mannenwereld, want volgens de islamitische kledingvoorschriften, moet het haar van een vrouw altijd bedekt zijn. Dit betekent dat vrouwenkappers altijd verscholen moeten zijn achter een gordijn, en wat het ook betekent is dat de sfeer in een Iraanse kapperszaak hier altijd totaal anders zal zijn.