De dengue voorbij

Ziek in het zadel

Genoeg

Ik word wakker in een waas. Mijn rugspieren zijn verkrampt, ik zweet en begrijp maar half dat ik in mijn tentje langs de Thaise snelweg lig. Routineus door het gebrek aan keuze breek ik mijn tent af, stap op de fiets en begin dwangmatig te trappen. Het duizelt om me heen en als ik de streep op de vluchtstrook niet in de gaten houd, zwabber ik gevaarlijk over het asfalt. Na een kwartier duizelt het me zo dat ik even moet bijkomen in de berm.

Fietsend door de zuidelijke staart van Thailand op weg naar Maleisië werd ik wakker met dengue, of leuker: knokkelkoorts. Met nog kleine week te gaan op mijn Thais visum en duizend kilometer voor de boeg, probeer ik met mijn laatste krachten door te ploeteren, tot ik mijn meerder moet erkennen in dit virus. De dengue is ongetwijfeld overgedragen door een van de vele muggen die zich tijdens het koken in de jungle rijkelijk bedienen van mijn bloed.

Knipperend met mijn ogen om scherp te blijven zien en rillend van de koorts bij 35 graden ploeter ik verder langs razende trucks en brommers. Na elke paar kilometer slaap ik wat in de berm en al snel begrijp ik dat ik zo nooit in Maleisië ga komen. Ik geef de strijd op en ga een nieuwe strijd aan. Dit virus moet eruit!

Af en toe schuifel ik naar buiten voor wat water en rijst. Mensen kijken verschrikt op als ze mijn gebogen postuur en versuft blik zien. De dengue verkrampt je spieren en zorgt ervoor dat je krom loopt. Volgens mij zie ik eruit als een drugsverslaafde tijdens zijn laatste dagen. In het soort-van-hotel waar ik zit, springen de apen op het dak en schreeuwen buren naar elkaar. Niet de beste plek om bij te komen, maar het enige wat je kan doen met dengue is wachten, rusten en drinken.

Gelukkig is mijn basisconditie goed door al dat fietsen en kan ik na een dag of vijf weer min of meer verder. Door tijdsverlies en visumdruk gooi ik mijn fiets op een truck en lift naar de Maleisische grens. Na tientallen landen met lastige visumprocedures voelt het als thuiskomen wanneer de Maleisische douanier zijn stempel zet voor een verblijf van 90 dagen. Zonder enige druk trap ik mijn eerste echte kilometers na de dengue. Maar ik ben zwak. Ondanks dat de koorts weg is, voelt het ook alsof alle kracht uit mijn lichaam gesijpeld is. Elke heuvel lijkt wel een berg en mijn benen voelen alsof ik net de marathon gerend heb.

Morgen is mijn verjaardag. Ik ken niemand hier om appeltaart mee te eten en heb de energie niet om ergens op een willekeurige plek vrienden te maken na mijn koortsige isolement. Gelukkig is de Andamanse Zee dichtbij en ik vind een verloren strandje om te kamperen en op adem te komen. Ik heb wat rijst, groenten en water en besluit hier net zolang te zitten tot ik echt weer zin heb in fietsen.

Na een lange nacht slaap word ik de volgende ochtend wakker van kinderstemmen. Ik steek mijn hoofd uit de tent en zie een hele familie van de heuvel omlaag komen. Het is een Maleise moslimfamilie met kleurrijke gewaden en tassen vol eten. Als iedereen gesetteld is, kijken ze naar mij alsof ze willen zeggen: ‘ik weet niet waar jij op wacht, maar je plaats op het kleed is leeg.’ Ik zwaai vrolijk naar ze, waarop de familie opgewekt begint te wenken.

Binnen vijf minuten zit ik tussen vier generaties van de Raja familie te genieten van huisgemaakte saté, nasi lemak, asam laksa en rendang. Beter dan appeltaart! We praten over mijn reis, hun leven en ik leer mijn eerste woordjes Maleis. Ik leef weer helemaal op, ren rond met de kinderen en krijg door de verhalen van de Raja’s weer zin om op avontuur te gaan. Op dit strandje besef ik dat in een luxe-oord op adem komen geen oplossing is voor mij. Vernieuwing is rust. Een actieve reis is minder vermoeiend dan een resortvakantie en het zoeken naar vernieuwing is voor mij het beste recept om op kracht te komen na een zware periode.