De outback van Laos 2 – In het blubberbos

Een slecht idee

Eigen werk

Volgens Google Maps bestaat deze weg niet en mijn kaart van 2011 geeft aan dat er een voetpad is over de berg, door de jungle naar het volgende district. Op een forum van crossmotorrijders las ik dat de weg deels verhard is en dat eraan gewerkt wordt, maar dat het nog steeds een uitdagend stuk is. Het meest recente bericht is van 2006 dus ik ga er vanuit dat het wel mee zal vallen en dat het jungleweggetje wel snel over zal gaan in een verharde weg. Allemaal aannames natuurlijk, maar ik heb ook zin om mezelf uit te dagen. Met proviand voor een paar dagen laat ik het laatste dorp aan de bosrand achter en beklim een zandpad dat stijl omhoog gaat en beslist niet gemaakt is voor fietsers.

Het regenseizoen loopt al op zijn einde, anders was ik hier waarschijnlijk niet aan begonnen. Hoewel grijze wolken die zich achter de berg samenpakken, gok ik erop dat het wel over waait. Daarbij ben ik nu toch al begonnen. Tijdens de klim puf ik uit met een geweldig uitzicht over de rijstvelden beneden in het dal die overgaan in jungle en ruige bergkammen in de verte. Wat een idylle, denk ik bij mezelf. Ik hoor tropische vogels zingen en hoef deze mooie plek met niemand te delen. Laos is werkelijk een van de mooiste landen waar ik ben geweest. Het is er schoon, groen, dunbevolkt, aanstekelijk kalm en daagt me uit om de uiterste hoekjes te verkennen op zoek naar verborgen stammen en dichte jungle. Nog half zwijmelend in mijn romantische beeld van fietsen door de jungle voel ik de eerste druppels.

Binnen tien minuten sta ik naast mijn fiets. Mijn wielen slippen weg op het gladde modderpad en zelfs lopen gaat met moeite. De helling verandert snel in een en combinatie van een klein riviertje en een grote modderpoel vol dikke klei. Deze klei is zo dik dat zich een dikke koek vormt onder mijn spatborden tot ik simpelweg niet meer vooruit kom. Met een stuk bamboe hak ik de klei los, waardoor ik weliswaar zelf onder de modder kom te zitten, maar wel weer verder kan. Lopend weliswaar, maar toch. Ik ben nog geen uur op dit pad, maar de klim lijkt nog niet ten einde. Ik waad door een paar kleine beekjes, waardoor mijn fiets weer even bevrijd is van de terugkerende klei en duw mijn meer dan 60 kilo wegende lading verder omhoog. Als even later de top eindelijk in zicht is, staat er bovenaan een jongen te zwaaien. Hij komt toegesneld en helpt me de laatste 50 meter omhoog en helpt me om voor een tweede keer de klei onder de spatborden weg te friemelen. Op dit moment mag ik blij zijn dat de regen aanhoudt, waardoor de klei dunner wordt. De verdere vooruitzichten zijn: geen dorpjes, geen mensen, geen asfalt, meer regen en een afdaling de donkere, dichte jungle in, waar het pad zich verder vernauwt.

Zo te zien is er ooit iemand in een jeep geweest die geprobeerd heeft op dit pad te rijden, te zien aan de enorme kuilen in het pad. Soms lukt het om mijn fiets via het struikgewas aan de rand van de kuil te duwen, maar meestal is er te weinig ruimte voor de ons beiden en is het te glibberig. Dit betekent dat ik dwars door de modderkuil moet en ik vaak kniediep in de modder wegzak voordat ik voldoende grip heb om de fiets door de plas heen te duwen, of eigenlijk is het meer tillen, want ook de fiets zakt lekker weg. Ik moet al mijn krachten bundelen om eruit te komen en kan dan vaak weer een stukje soort van fietsen tot de volgende kuil. Soms daalt het pad plotseling zo steil dat ik mezelf en de fiets moet laten glijden van een soort rodelbaan die meestal eindigt in een beekje. Het allerellendigst is om aan de andere kant die rodelbaan weer op te moeten. Meermaals glij ik zelf onderuit de modder in of valt mijn fiets of rolt er ineens een fietstas naar beneden. Het duurt niet lang voor de fiets en ik van top tot teen bedekt zijn met een dikke laag modder. Toch kan ik er nog wel om lachen. Ik heb vertrouwen dat er een eind komt aan deze ellende. Op dit soort momenten heb je ook niet echt ruimte voor veel emotie, twijfel, pijn of zelfmedelijden. Er is simpelweg geen andere weg dan vooruit. Daarbij, ik heb voldoende eten, water en mijn tentje bij me. Desnoods wacht ik tot het stopt met regenen en de plassen opdrogen. Hoewel, in deze dichte jungle zou dat best eens weken kunnen duren.

Volgens mij ga ik iets minder dan 1 kilometer per uur, dus de verlossing zal nog wel even gaan duren. Als ik even op adem kom op een open plek, zie ik de muggen om mijn benen dansen en zie ik beweging in de aangekoekte modder op mijn been: bloedzuigers. Niet één, maar wel vier, allemaal nog aan het rondkruipen, dus ik ben op tijd. Slechts een enkele heeft zich al echt in me vastgebeten, maar de schade valt mee. Gelukkig komen ook de malariamuggen pas na 17.00 dus ik hoef niet al te panisch te zijn.Ik trek snel een lange broek en dikke waterdichte sokken aan en ben jungle proof.

Half tillend, half slepend in de stromende regen en vaak buiten adem van de inspanning, ploeg ik nog een paar uur verder door dit blubberbos en heb weinig hoop dat ik vandaag nog een dorp ga vinden aan het eind van het pad. Behalve de kuilen van de jeep is er geen enkel teken van leven te bekennen hier. Ik had niet verwacht dat het zo erg zou zijn, zelfs te voet was dit een martelpad geweest, laat staan op de fiets. Ik schrik me dan ook een ongeluk als ik ineens een luid gekraak en gesnuif uit het struikgewas hoor komen. Ik deins terug in afwachting en sta ineens oog in oog met vier reusachtige waterbuffels. We kijken elkaar even verschrikt aan, maar de buffels zijn schuwe dieren en maken zich gelukkig snel uit de voeten.

Dan stopt het met regenen en kan ik weer even fietsen. De zon gaat al bijna onder als ik naast het pad een klein hekje zie met wat bananenbomen op een helling erachter, het eerste teken van leven. Onderaan de helling stroomt een riviertje en rechts van het pad een veldje met een poel waar buffels zo te zien komen drinken. De eerste open plek in uren tijd. Ik geniet van de ontsnapping aan de claustrofobische jungle en besluit hier mijn tent op te zetten. Terwijl de rijst kookt in mijn pannetje beuk ik me door het struikgewas omlaag naar het riviertje en spoel de ergste modder van me af.

Mijn oude fietstassen hebben mijn spullen redelijk beschermd, maar helaas is de tent er niet droog vanaf gekomen. Mijn dag eindigt in een klamme tent terwijl de volgende episode regen zich aandient. Toch heb ik lekker warm eten en kruip ik in een droge slaapzak en voel op 19.00 mijn al ogen zwaar worden. Ik droom over oude vrienden en lekker eten en voel me vreemd genoeg precies op mijn plek hier.