Een pitstop, geen eindpunt

Aankomst op Bali

Genoeg

Als op een normale ochtend zit ik aan de rand van een rijstveld te kijken naar de zonsopkomt. In de relatieve koelte van de Javaanse decembermorgen, stort ik me op mijn restjes van de vorige avond. Zoals gewoonlijk is dit koude rijst met groenten uit het zwartgeblakerde pannetje met mijn kromgebogen Ankor Watlepel die ik van een Duitse reiziger kreeg. Als op een normale ochtend pak ik mijn tentje in, prop alles in mijn fietstassen en rijd via het modderpad terug naar de hoofdweg.  Alles lijkt erop dat vandaag een normale dag gaat worden. Behalve dan dat het de laatste is.

Eigenlijk had ik verwacht dat ik een zwaar en episch gevoel zou hebben vandaag. De Grote Aankomst was een eigen leven gaan leiden de afgelopen jaren. Zo vaak had ik me voorgesteld om met volle snelheid op het strand af te stevenen, de zee in de rennen en voor eeuwig neer te ploffen. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Ik voel me kalm vandaag en rijd met een glimlach door de laatste Javaanse dorpen voor ik bij de kust aankom. Er is jungle, kinderen zwaaien en mijn boot gaat pas over een paar uur.

De aankomst wordt wel wat grootser gemaakt door het feit dat ik een ontvangstcomité heb. Mijn ouders en mijn zusje Anne staan te wachten aan Balinese zijde. Maar alles is oke. Ik heb geen haast en stop bij een lokale angkringkan, een verrijdbaar eetstalletje en eet kleine hapjes nasi kuching, pisang goreng en drink zoete gemberthee met melk, terwijl ik, misschien wel voor de laatste keer, aan de stalhouder vertel wie ik ben en wat ik doe. Ja, ik ben alleen. Nee, ik wil niet liever met de bus. Nee, ik ben niet moe. Ja, ik vind Java een van de mooiste plekken ter wereld (geen leugen) en nee, geen kretek voor mij, bedankt. Inmiddels beheers ik het Indonesisch vrij aardig en ik geniet van de deuren die het voor me opent. Java heeft me door haar intense warmte en gastvrijheid een ultieme paar laatste weken gegund. Ik laat vrienden achter en plekken waar ik mijn leven lang welkom ga zijn.

En niet alleen daar. Van mijn hoogblonde Russische oma Lyudmila tot de familie van Babak in een Perzisch woestijndorp en van Li Ming’s familie in de heuvels van Hunan tot de intens warme vriendengroep die ik deze week achterliet in het Javaanse Jember. Het zijn allemaal mensen die mijn hart geraakt hebben. Nooit meer kan ik onverschillig zijn over het lot hun familie, hun gemeenschap en hun land. Mijn reis maakte de wereld kleiner en complexer, maar ook ingevuld en echt. Elk internationaal conflict lijkt in mijn ogen op een broedertwist die net zo opgelost moet worden als de relatieproblemen die we zelf hebben in ons leven. Alles is een metafoor van hetzelfde en mijn reis heeft me dat haarfijn laten zien.

Ik kom aan op de kade. Het is rommelig, het strand is vies en de veerboot ligt al te wachten. Ik rijd aan boord. De laatste slagen. Na 31 landen en 33.000 kilometer was daar Bali, familie en de kans op een nieuw avontuur. Ik vlieg mijn familie in de armen. Een snelle traan en het is weer normaal. Alsof we elkaar gisteren nog zagen. Is dit dan het einde? Ik ben nog lang niet klaar om terug naar huis te gaan, voor zover het begrip thuis nog betekenis heeft. Bali voelt als een pitstop, geen eindpunt.

Volgende week vlieg ik naar Vietnam. Want al laat ik de fiets even binnen staan, ik ben nog lang niet klaar met Azië. Saigon wacht, nieuwe vrienden wachten, nieuwe wegen en avonturen. Onbezwaard, vogelvrij en met de wereld aan mijn voeten.