Kop of munt

Verdwaald in de jungle van Cambodja

Eigen werk

‘Weten jullie zeker dat je deze weg wilt nemen?’ De kortharige chauffeur van de stoffige jeep kijkt fronsend naar ons en onze fietsen. ‘Er is hier helemaal niets de komende 70 kilometer’. We bedanken hem vriendelijk voor zijn waarschuwing, kijken eens naar onze waterflessen en denken dat het wel goed komt. Daarbij, waar we vandaan komen was ook niet veel soeps. We verruilen het bijna niets voor het niet van de jungle en volgen de weg oostwaarts, richting het Cambodjaanse stadje Stung Treng.

Samen reizen heeft zijn pluspunten en nadelen. Het is fijn om je ervaringen te kunnen delen, leuker om naar mooie kampeerplekjes te zoeken en dat er iemand is waar je op kunt leunen als je even uitgeteld bent. Maar tijdens deze eerste maand lopen we ook tegen dingen aan die minder zijn. Dicht op elkaar liggen in een klamme tent bijvoorbeeld, maar ook het maken van keuzes. Als je alleen bent, hoef je met niemand te overleggen, maar samen moet je toch zorgen dat beide neuzen dezelfde richting uitwijzen. Waar gaan we kamperen? Wat zullen we eten? Heb jij nog zin? Al dit soort kleine keuzes vragen om een soort compromis. Ondanks dat we merkbaar steeds beter op elkaar raken ingespeeld, wringt het soms toch. Natuurlijk praten we hierover en verzinnen we maniertjes om het maken van keuzes zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen, maar soms moet je het gewoon even creatief oplossen.

Zo stonden we in het lege noorden van Cambodja op een tweesprong. Beide wegen zouden volgens onze kaart brengen in de buurt van Stung Treng moeten brengen, een stadje dichtbij de grensovergang met Laos. De zuidelijke weg zou via een natuurgebied over een mooi geasfalteerde weg gaan, met af en toe een dorpje om te eten en voorraad in te slaan. De noordelijke weg is een wat twijfelachtiger geval. Volgens Google Maps bestaat deze weg niet en op mijn kaart van 2011 staat dat er slechts een zandweg loopt tot halverwege en daarna houdt het zo’n beetje op. We moeten kiezen tussen veiligheid en gemak of avontuur en mogelijke ellende en besluiten dat het lot dit keer mag beslissen. Kop voor zuid, munt voor noord. Als ze het muntje de lucht in spint, weet ik niet wat ik moet hopen. Ook na duizenden kilometers door woestijnen, jungles en hooggebergten laat het stemmetje van gemak nog wel eens van zich horen. Meestal luister ik er niet naar en ook dit keer krijgt hij niet wat hij wilt. Elske gooit munt. We kijken elkaar grijnzend aan. Eens zien wat dit ons gaat brengen.

Na een paar uur fietsen op een weg die volgens mijn kaart en kompas inderdaad de goede kant op gaat, komen we op een nieuwe tweesprong in een plaatsje dat eruit ziet alsof dit het laatste dorp voor de woestijn is. Het dorp bestaat uit een brede weg van rood zand, winkeltjes waar alles in plastic verpakt is tegen het stof dat zich zelfs in je oren en neusholtes nestelt. Er zijn twee restaurantjes waar wat pannen op tafels staan uitgestald. We tillen alle deksels op en gaan uiteindelijk voor een rode curry met aubergine, geen slechte vondst in dit afgelegen dorp. Elske stelt voor om voor de zekerheid wat rijst en groenten te kopen hier, omdat we niet weten wat er op ons pad gaat komen. We doen inkopen en vragen dan de weg aan een oude Cambodjaan in legerpak en met 4 tanden in zijn mond. Die zal hier al wel een poosje wonen, dus die weet vast wel welke weg naar Stung Treng leidt. Hij wijst vastberaden zuidwaarts, dus volgen we braaf zijn advies op.

De zandweg leidt ons naar wat kleine dorpjes waar kinderen met autobanden op straat spelen en waar elke passerende brommer en auto ons flink stof laat happen. Gelukkig is er weinig verkeer hier en ook de dorpjes dunnen uit. We fietsen langs identieke paalwoningen die van soldaten blijken te zijn. De meeste huisjes zien er verlaten uit en in de dorpen is niets te krijgen. De natuur neemt het langzaam over en voor we het weten zitten we in een soort moeraslandschap met uitgestrekte bossen in de verte.

Er vanuit gaande dat we nog wel een marktje tegenkomen, koken we op een kampvuur een lekkere maaltijd van rijst en pompoen en laten precies genoeg over voor morgenochtend. Elske maakt zich nog even zorgen over landmijnen die hier in dit gebied liggen sinds de Rode Khmertijd, maar we zien sporen van houtkap om ons plekje heen , dus gaan we onbezorgd eten, sterren kijken en vroeg naar bed.

Na een groot ontbijt de volgende morgen fietsen we echt de jungle in. Daar komen we de bezorgde chauffeur tegen die ons adviseert een andere weg te nemen. Het zal wel meevallen toch, denken we. Maar we zijn gewaarschuwd, dus verspillen we niet teveel tijd met luisteren naar de vogeltjes in het bos. Urenlang rijden we over deze schijnbaar eindeloze jungleweg. Heel af en toe passeert een soldaat op een brommer of een jeep die, hoewel ze nogal verbaasd naar ons kijken, gewoon doorrijden. Als deze weg echt niets zou zijn, zouden ze het wel zeggen toch? Dus we fietsen en fietsen tot we bij een kleine militaire basis komen. Hier vullen we water bij uit een soort regenton die we gelukkig zelf kunnen filteren. Tegen lunchtijd hebben we nog altijd geen spoor van de bewoonde wereld gezien. Niet dan jungle, heuvels en uitzicht op meer van hetzelfde zover het oog strekt. Dus maken we lunch met de producten die we hebben: rijst en knoflook. We zweten ons kapot boven het kookvuurtje, maar het resultaat valt ons absoluut niet tegen. In de buitenlucht smaakt gelukkig altijd alles beter.

Na een kort dutje rijden we maar weer verder oostwaarts over de weg die vlak langs de Laotiaanse grens loopt, maar waar helaas geen officiele overgang is. Gek idee dat alle dieren die hier schijnen te wonen zoals wilde buffels, olifanten, apen en beren hier lak aan hebben en kunnen gaan en staan waar ze willen. Maar vooruit, dat is hun privilege. De onze is dat we hier mogen fietsen en, ondanks de hitte en inspanning, op menselijke manier kunnen genieten van de grote natuur. Af en toe cirkelt er wel een enorme, bedreigde en bedreigende, Indische maraboe boven ons. Die zit toch niet te wachten tot we erbij neervallen toch?

Maar tegen het eind van de middag trekt de jungle open en verschijnen er kleine zijpaadjes die leiden naar plantages. Hier heeft ook veel houtkap plaatsgevonden en we stukken verkoolde jungle steken als een trieste woestenij af tegen het dichte bos. Nog een uur later passeren we de eerste huisjes, een tempel en ineens, zonder dat we het verwachtten, staan we oog in oog met de machtige Mekong.

We kunnen ons geluk niet op en voelen ons ook ineens doodmoe. Het was een intense dag die vraagt om een beloning. Die krijgen we als we bij het enige winkeltje in de wijde omtrek stoppen. Het is tevens een tankstation, een kleine bouwmarkt en een handel in visartikelen. Als de jongen die de winkel runt ons ziet, loopt hij meteen het huis in, vraagt iets aan zijn moeder en komt terug met twee appeltjes uit de koelkast. Volgens mij heb ik nog nooit zo’n lekkere appel gegeten, zeker niet na zo’n lange en hete dag op de stoffige zandweg. We kopen een lokale soort pasta, een paar eieren en krijgen een zakje kleine ronde aubergines en kousenband in onze hand geduwd. Op een steenworp afstand van het winkeltje kamperen we aan de rivier, waar we zwemmen, een kampvuur maken en genieten van een enorme pastamaaltijd terwijl de zon haar laatste stralen schijnt over de Laotiaanse riviereilandjes aan de overkant van de Mekong.