Mijn Bohemian Rhapsody

Culinaire verkenning van Tsjechië

Eigen werk

Nog nagenietend van mijn laatste Duitse lunch, Rotkohl mit Klöße rijd ik bij kuuroord Bad Elster de Tsjechische grens over. ‘Het is Tsjechië maar’, zeg ik tegen mezelf om me moed in te spreken. Want ik merk toch dat ik het spannend vind. Duitsland is erg goed voor me geweest; de continue gastvrijheid, hartelijkheid en de souplesse waarmee ik mijn stoffige Duits uit de kast trok, maakte dat ik me er als een vis in het water voelde. Doubrava, Dolní Paseky en Cheb lees ik op de plaatsnaamborden en ik besef me dat ik het hier qua taal, dus qua menselijk contact een stuk moeilijker ga hebben. Mensen lijken ook wat afstandelijker te reageren op mijn aanwezigheid. Je ziet ze wel kijken, maar er is minder contact, terwijl Tsjechen toch bekend staan als hele vrolijke mensen. Het landschap en de huizen zijn nog niet zo radicaal anders dan in Duitsland. Er zijn nog steeds heuvels, leuke dorpjes, veel landbouw en vrij goede wegen. Ook blijken er overal fietsroutes te zijn, een enorme meevaller! Wanneer ik aan het eind van de dag wel zo’n beetje uitgefietst ben, incasseer ik mijn eerste ‘nee’ op mijn vraag in handen-en-voetentaal of ik mijn tentje op een boerenerf mag plaatsen. Ik voel dat de zekerheden die ik stapje voor stapje opgebouwd had in Duitsland redelijk worden weggeslagen. ‘Dobry den’, Ingletski? Deutsch?’ Ik blijf het gewoon proberen, en met weinig enthousiasme krijg ik in het volgende dorp toestemming om mijn tentje op te zetten. De familie vind het een beetje vreemd wat ik doe en weet geloof ik niet zo goed wat ze met met aan moet.

Zodra de haan wakker is, ben ik dat ook en vroeg vertrek ik in zuidoostelijke richting op weg naar Plzeň (Pilsen), waar ik de volgende dag aan hoop te komen. Ik fiets langs mooie plaatsje in dit noordelijke deel van Bohemen, maar kan de fietspaden niet vinden en trap me in benauwend warm weer suf langs een grote weg vol vrachtwagens. Het is ook nog te vroeg om ergens brood te kopen, heb honger, weinig puf en voel me niet in mijn element. Tegen het eind van de dag gaat de druk van de ketel en hangt er een enorm noodweer in de lucht. Zodra ik de donder hoor galmen en de dikke druppels naar beneden beginnen te kletteren, gooi ik mijn fiets van de weg af en spreek ik op goed geluk de eerste de beste man aan die ik zie staan in de tuin van een groot huis voor me. In uitstekend Duits nodigt hij me uit om te komen schuilen. Radek heeft zelf zijn fietskleding nog aan en was net als ik net op tijd terug van zijn fietstocht voor de hemel zich ontlaadde. Met een kop thee met citroen zitten we het noodweer uit in de voortuin. Hij is nog wat wazig over het opzetten van de tent in zijn tuin, maar zegt dat het goed komt.

‘Niet te hard omlaag, het kan glad zijn’. Samen met Radek dender ik een smal en modderig bospad over. Hij heeft me aangeboden in een soort vakantiehuisje van hun te slapen op een prachtige plek middenin het bos. Onderweg drinken we een biertje bij een bevriende campingeigenaar en Radek blijkt een hele enthousiaste vent. Tegen de 50, maar volop avonturier, met hobby’s als bergbeklimmen in Bolivia, raften en een stukje rock ‘n’ roll spelen. Het vakantiehuisje blijkt een klein paradijs. Het ligt echt in the middle of nowhere bij een klein riviertje waar ik de hitte van de dag van me af spoel. Ik kook mijn campingprutje en ga tevreden slapen in het kleine huisje in het bos.

De volgende dag peddel ik richting Plzen voor een kijkje bij de bron van het pilsener bier. De stad blijkt bijzonder de moeite waard en nadat ik met puppyblik gevraagd heb om mijn fiets bij de Tourist Information te droppen, neem ik de tijd om te genieten van deze culturele hoofdstad van 2015. Het bier smaakt verdacht goed, het wordt iets te laat, dus min of meer noodgedwongen zoek ik voor mijn overnachting toevlucht op de eerste de beste camping die ik tegenkom aan de rand van de stad. Ik wordt vrolijk onthaald met schnaps door de eigenaar, die me nadat ik betaald heb, even tussen neus en lippen door meldt dat ik op een naturistencamping sta. Ik kijk hem ongelovig aan, kijk eens goed om me heen op de schaarsgevulde camping en zie inderdaad in de verte een ontklede man worstelen met de barbecue. Ik vind het allemaal dolkomisch en plant mijn tentje wat strategisch bij een boom.
De volgende dag ben ik nog niet helemaal tevreden. Ik was zeker niet van plan om op campings te gaan staan uit kostenoverweging, maar ik voelde nog niet helemaal het vertrouwen om weer zomaar bij vreemden aan te kloppen na het halflauwe onthaal van de eerste dag. Na een paar uur fietsen in de regen gaat mijn telefoon. Radek, de man van het vakantiehuisje. Of ik toevallig al in de buurt van Klatovy was en zin had om samen naar een folklorefestival te gaan. Helemaal mijn kopje thee natuurlijk, dus anderhalf uur later ontmoet ik hem op een overvol marktplein tussen de kraampjes met dampende knoedels, grote stukken vlees op de grill en natuurlijk grote glazen Tsjechisch pils onder begeleiding van de regionale hoempapa. Ik besteed een te gekke middag met mijn nieuwe vriend en hij vertelt honderduit over de geschiedenis van het land, de geloofsstrijd en over de lokale specialiteiten. Ik neem alle informatie gretig tot me terwijl ik geniet van een groot stuk bramborák, een soort gekruide aardappelpannenkoek en we over de markt lopen.

Ik besef me maar al te goed hoe gelukkig ik mag zijn dat ik twee dagen ervoor toevallig bij deze man aanklopte. Blijkbaar is dit de golfslag van het reizen op deze manier. Telkens die stap in het duister zetten en het vertrouwen krijgen om dit te blijven doen. Telkens weer zal ik geconfronteerd worden met diezelfde spanning. Maar de beloning voor die angstige stap is onbeschrijfelijk. Ik heb het goed hier en geniet enorm van mijn eigen Bohemian Rhapsody.